Een trip met de trein vanaf Amsterdam, naar Praag, Tabór, Bratislava, Budapest en weer terug.
Bijna was ik niet gegaan, ik heb echt overwogen om het af te zeggen. Mijn moeder lag op dat moment in het ziekenhuis en ik wist niet of ze er nog uit zou komen. Toch heb ik besloten om te gaan, alles was al gepland en ik kon wel wat afleiding gebruiken...
In het ziekenhuis heb ik afscheid genomen van mijn moeder, voor we op de trein naar Amsterdam stappen. Even snel een patatje weg werken en om 19:00 uur pakken we de trein richting Praag. We hebben een coupé voor onszelf, heel fijn!
Pas bij Keulen komen er twee mannen bij ons zitten, één van hen spreekt geen Engels en geen Duits, voor de tweede ben ik een beetje bang. Hij lijkt op een dokter uit een horror film, wat een engerd. Zonder iets te zeggen gooien ze de gordijnen dicht en klikken het licht uit. Daar zitten we dan, in het donker.
Dan gaan we maar in het gangpad zitten, hangen een beetje uit het raam en drinken biertjes. Rond een uurtje of twaalf ben ik er wel een beetje klaar mee en ga ik proberen te slapen. De enge dokter zit naast me en schuift steeds dichterbij (of is dit mijn verbeelding?), op een gegeven moment valt hij langzaam om en dreigt op mijn schouder te vallen. Ik vraag Gijs om van plek te wisselen, zo kan ik echt niet slapen. Hij vind het geen probleem en gaat knus naast de horrordokter zitten. Het houdt niet op, nu heb ik het idee dat hij in het donker naar me zit te staren. Echt goed slapen doe ik dus niet...
Even heb ik toch redelijk vast geslapen, maar bij Dresden, rond zeven uur, wordt ik weer wakker. Op het station strekken we even onze benen. De laatste twee uur kropen voorbij, ik staar een beetje uit het raam en voel de ogen van de horrordokter op me gericht.
Ik ben blij dat we op Hlavní Nadrazí aankomen, het centraal station van Praag en ik vind het leuk om dat honderd keer achter elkaar uit te spreken. Als we uit stappen voelt het toch een als bekend terrein. Een half jaar geleden ben ik hier natuurlijk een aantal keer geweest.
Het is nog te vroeg om in te checken en we halen een ontbijtje op het station. Het is prachtig weer en in het zonnetje zitten we te peuzelen. We bewonderen de zwervers die voorbij schuifelen, op weg naar hun dagelijkse bezigheden.
Hostel Elf, waar we ons kamertje voor die nacht hebben geboekt, ligt vlak bij het station. Een grote stenen trap brengt je naar de tuin. De schotborden van deze trap zijn allemaal beschilderd met allerlei vlaggen en ook in de tuin vind je een hekje waarvan de planken door gasten zijn omgetoverd door nationalistische kunstwerken. De tuin ziet er heel gezellig uit, met grote picknicktafels en een barbecue, maar nu is er nog niemand.
De receptie is zo overweldigend geel dat ik even niet door heb dat er iemand achter de receptie zit, maar we worden vriendelijk verwelkomd en zijn al snel ingecheckt. We hebben gekozen voor een klein beetje luxe, een kamer met een eigen badkamer. Vooral omdat we morgen doorgaan naar een festival, ik wil me nog een laatste keer kunnen opfrissen. De kamer is ruim en de bedden zijn goed. Mijn geliefde kanariegele (ugh) wanden zijn gedecoreerd met foto's van duikers in zware, ouderwetse pakken. Heel gaaf, maar wat ze hier doen is me niet helemaal duidelijk.
We rennen het centrum door en ik moet zeggen dat ik het een heel ander gezicht vind met mooi weer. Het ziet er nog mooier en kleurrijker uit, maar toch heeft de donkere winter ook wel wat. Wanneer we op een terrasje zitten, begint het ineens te regenen en werd het koud. Gelukkig duurt de bui niet lang en kunnen we snel door naar de lovelocks. Ik wilde zien of er al weer wat bij was gekomen, maar dit viel mee, volgens mij wordt het regelmatig leeg gehaald.
Het was nog steeds best guur weer, terwijl we 's ochtends nog in het zonnetje hadden gezeten. We zijn maar even een hapje gaan eten bij Gotika. Niet bepaalt een aanrader, ze serveren het eten nog net niet in het blik waar het uit komt. Ik zou lekker doorlopen.
Na de lunch lopen we door het park en willen uiteindelijk terug naar de andere kant van het water, maar als we over de brug lopen zien we dat er een trap naar beneden gaat en uit komt op een eilandje in de Moldau. Ik ben benieuwd wat er op het eiland is en we gaan naar beneden.
Wat een rust op het eiland, er is bijna niemand en volgens mij helemaal geen toeristen. Langs het water, verscholen tussen de bomen zitten mensen een boekje te lezen en iemand zit te tekenen. Even verderop zien we een groot gebouw dat een terras lijkt te hebben, daar gaan we heen.
Ook na een biertje blijft het guur en fris, toch maar even terug om iets warmers aan te trekken. Tijdens het avond eten werd ik niet lekker, misschien valt het blikvoer van Gotika niet goed? Ik ben zo misselijk dat ik besluit terug te gaan naar het hostel en op bed te gaan liggen. Een beetje jammer van onze eerste avond... We wilden eigenlijk naar Cross Club gaan.
Voordat we de trein naar Mighty Sounds in Tabór pakken, gaan we eerst terug naar Radotin, waar we onze eerste vakantie hebben doorgebracht. Ik moet even een pizza halen!
We eten de pizza op in een parkje (helaas is hij niet zo lekker als ik me kan herinneren) en gaan daarna op zoek naar de Adidas Outlet, natuurlijk verdwalen we eerst. De outlet is gigantisch, maar niet zo goedkoop als ik had gehoopt. Ik ga wel weg met een vest.
Op het centraal station kopen we kaartjes naar het dorp Tábor bij een niet al te vriendelijke baliemedewerkster. Ze vraagt ons een aantal dingen in het Tsjechisch, maar we weten niet wat ze bedoelt. Uiteindelijk haalt Gijs de kaartjes naar het festival uit zijn tas en print zij zuchtend de treinkaartjes uit. Een beetje vreemd.
We zitten in een coupé met een oudere man, die druk aan het werk is op zijn laptop en een dik pak papier naast zich heeft liggen. Op een gegeven moment komt de conductrice langs en begint in het Tsjechisch tegen ons de brabbelen. We geven een paar keer aan haar niet te begrijpen, maar dit lijkt niet aan te komen. Gefrustreerd verlaat zij de coupé.
Ineens begint de man tegenover ons in perfect Engels tegen ons te spreken. Hij verteld dat er voor het festival een extra station is opengesteld en dat we niet op het gewone station van Tábor moeten uitstappen, maar moeten blijven zitten. Hij stapt zelf wel uit en wenst ons nog veel plezier.
De gefrustreerde conductrice verschijnt voor ons raampje. Ze brabbelt iets en vraagt of we Duits spreken. Gijs kan dit dit een klein beetje, maar wat zij spreekt is volgens mij geen Duits. We worden opnieuw niets wijzer. Ze begint te gebaren dat we uit moeten stappen. We pakken de tassen en springen de trein uit. Plotseling wordt duidelijk wat ze bedoelt. Alleen de voorste treinstellen rijden door naar het kleine stationnetje, we moeten gewoon verplaatsen... de voorste treinstellen zitten vol met mensen die overduidelijk ook naar het festival op weg zijn.
We volgen de stroom mensen richting het festival, over een reusachtig parkeerterrein in de felle zon. We kunnen gelukkig vrij snel het campingterrein op. Wat een chaos is dat. Overal staan tenten, soms zelfs half over elkaar. We lopen een tijdje rond en vinden een plekje, waarvan we denken dat het netjes binnen de linten ligt. Als de tent staat komt er een schreeuwend meisje aangelopen. Ze krijst in het Tsjechisch en we geven haar tien keer aan dat ze Engels moet spreken, maar hier komt niets van terecht. Heel irritant. Wat ik er uit op kan maken is dat zij een stuk van het veld voor hun vrienden gereserveerd hebben en dat wij net onze tent daarbinnen hebben opgezet. De linten waren juist om ons er buiten te houden, terwijl wij dachten netjes binnen de linten te staan. Oeps...
Ze heeft pech, we gaan niet verplaatsen. Het stuk dat ze gereserveerd hebben is ook belachelijk groot, zoveel vrienden heeft ze vast niet. Ze geeft het op en loopt terug naar haar tent, zo een twintig meter verderop. Even later schreeuwt ze ons nog iets, waarop ik in het Nederlands reageer. Volgens mij begrijpt ze niet dat we niet verstaan wat ze zegt, bloed irritant. We krijgen de rest van het weekend nog regelmatig boze blikken toegeworpen.
Het terrein is gigantisch! Echt ongelooflijk groot! Er zijn twee grote podia en een Monster Energy podium. Langs de randen van het terrein staan allemaal eetkraapjes en winkeltjes, zelfs een vrachtwagen waarvan de zijkant is opengeklapt en ze Vans verkopen. Keuze genoeg!
We bekijken wat bandjes, dansen wat en proberen verschillende eetkraampjes uit. Wanneer het programma aan live bandjes rond een uur of twee is afgelopen, gaan we naar een tent waar ze de hele nacht elektronische muziek draaien. Hier vermaken we ons nog wel even.
Die ochtend worden we al vroeg wakker en om ons heen zijn er al diverse feestjes gaande, of misschien nog steeds. We lopen naar de Kaufland en halen er ontbijt. De supermarkt is overspoelt door festivalgangers, je ziet er bijna geen lokale bevolking meer lopen. Het lijkt me vreselijk als eens per jaar je dorp wordt overgenomen door stinkende, luidruchtige en dronken mensen.
Het is gelukkig mooi weer en op de stoep voor de supermarkt eten we het ontbijtje in de zon. Rond één uur is het festivalterrein pas open en we hangen nog een beetje rond bij de tent.
We hangen rond op het festivalterrein en chillen in het gras met een biertje. Tegen de avond is er een optreden van een dude, die volgens Gijs een echte legende is, Roy Ellis (sorry Roy) . Hij steelt de show in zijn gouden glitterpak en al helemaal als hij met zijn oude lijf een spagaat maakt.
Alweer de laatste dag van het festival, helaas. Het weer is een stuk minder goed dan de afgelopen twee dagen en de toiletten zijn vreselijk! De uitwerpselen komen tot boven de rand van het toilet...
De lucht klaart een beetje op als we het festivalterrein op kunnen en we kunnen toch even genieten van het zonnetje. Plotseling trekt het weer helemaal dicht en komen er donkere wolken aan. We besluiten toch even terug naar de tent te gaan en dat is maar goed ook. Het begint vreselijk hard te regenen.
Het waait zo hard dat we bang zijn dat de tent het zal gaan begeven en pakken zelfs de spullen in voor alle zekerheid. We houden de tentdoek omhoog, zodat het niet instort. Na een uur wordt de storm minder en na nog een half uurtje stopt het met regenen.
Die avond gaan we nog even naar een optreden van Sonic Boom Six, als afsluiter van het festival. Ik vind het echt jammer dat het alweer voorbij is, maar Gijs en ik spreken af volgend jaar weer te gaan!
Het miezerde toen we onze spullen aan het pakken waren. Langzaam zagen we de camping steeds leger worden. Ik heb overal pijn van het slapen op het matje. De tent hebben we laten staan, hij is nat en Gijs ziet het niet zitten om nog met een beschimmelde tent te gaan slepen. Misschien kan een arme festivalganger er nog wat mee.
Op het kleine perron wachten we op de trein, gelukkig duurt het niet lang. Bij de conducteur kopen we een kaartje naar Praag Centraal. Vanaf daar pakken we de trein naar onze volgende bestemming: Bratislava.
Het uitzicht is niet erg boeiend, alleen maar maïs, zonnebloemen en weilanden. Vier uur later komen we aan op het lelijkste station ooit. Buiten werden we gelijk lastig gevallen door mannetjes die ons naar hun hotel mee willen nemen. Heel irritant. De pinautomaat op het station is kapot en we moeten opzoek naar een werkend exemplaar.
We lopen met onze rugtassen op een straat in en vinden gelukkig al snel een automaat. Eigenlijk willen we de bus pakken, maar nu we toch onderweg zijn lopen we maar verder. Bratislava ziet er saai uit en zelfs een beetje pauper. Volgens mij gaan we de goede kant op, maar ik voel me toch een beetje verdwaalt. Bij de bushaltes checken we de kaart, we zitten goed.
We lopen een tijd, het lijken wel uren. Ondertussen brand de zon behoorlijk, ik hoop maar dat we dichtbij zijn. We komen bij een soort centrum, het is er in ieder geval drukker. We vragen een taxichauffeur of hij weet waar Hostel Blues is. Hij wijst achter ons, in een zijstraat van de straat waar wij net uitkomen. Een gigantisch uithangbord vertelt ons dat we er zijn.
Tijdens het inchecken krijgen we een welverdiend Slowaaks biertje, heerlijk koud! We krijgen een sleutel en een afstandsbediening... Vreemd... De receptionist laat ons een aantal interessante plekken zien op de kaart van Bratislava. Onze tassen gooien we in de kamer, waarin ze een poging hebben gedaan een Berlijn thema te creeëren, dit is niet helemaal gelukt.
Na drie dagen festival hebben we heerlijk gedoucht, ik voel me weer brandschoon en klaar voor een rondje in het centrum. Ik weet niet helemaal wat ik van Bratislava moet denken. Het is superschoon, alsof ze het elke dag met een hogedrukspuit reinigen en er zijn behoorlijk wat bejaarden. We gaan eten op een terras met dekentjes voor de kou. Ik eet een heerlijke gnocci, maar helaas valt Gijs zijn kaasburger tegen. Het leven van een vegetariër is zwaar.
Bratislava is 's avonds behoorlijk dood. We drinken een biertje op een terras, maar besluiten terug te gaan naar het hostel, maar begrijpen wel direct waarom we de afstandsbediening hebben gekregen. De kans is groot dat je hier 's avonds voor de tv belandt.
Ik heb zo verrot geslapen! Het bed is keihard, net een blok beton. Mijn schouder en heup doen nog meer zeer dan de nachten op het matje in de tent.
We gaan op zoek naar de Donau, die schöne blaue Donau. Echter is deze niet echt blauw te noemen, meer groen/gelig, maar dat maakt niet uit, ik vind het alsnog tof om haar te zien. Aan de oever drinken we een cappuccino, maar ze hebben hier niets te eten. We gaan naar een supermarkt en slaan daar ontbijt in en drinken.
Over de Donau loopt de grote UFO brug, wat eigenlijk een heel lelijk ding is. Boven in de UFO zit een restaurant, voor de grap kijken we wat een biertje hier kost, maar we rennen snel weg als we de prijzen zien. Laat maar.
We beklimmen de heuvel waar het kasteel van Bratislava op staat, deze torent overal bovenuit. Onderweg komen we wat mooie graffiti kunstwerkjes tegen. Het uitzicht is mooi, aan de ene kant zie je het historische centrum en aan de overkant zie je een hoop commiblocks en in de verte een industrieterrein.
Het kasteel zelf is niet veel aan, het is, net als de rest van Bratislava, brandschoon en hierdoor mist het een beetje sfeer.
In de stad kom je veel toffe standbeelden tegen. Een aantal zijn er neergezet om Bratislava karakter te geven, zoals de paparazzi en het werkmannetje. Tijdens ons bezoek was er net een openluchttentoonstelling gaande en stonden er nog meer beelden door de stad als normaal gesproken.
Die avond zijn we naar een aanrader van Hostel Blues gegaan, The Slovak Pub. Aan de buitenkant lijkt het een heel klein barretje, waar ook nog eens drie verschillende tentjes in lijken te zitten. Eenmaal binnen moeten we een trap op en komen we in een gigantische lange ruimte terecht, heel komisch. Het is er heel gezellig en voor het eerst hebben we bediening die niet snobistisch overkomt. De sfeer is goed en uiteindelijk zat het er behoorlijk vol. Uiteindelijk verdwalen we laat die avond op zoek naar de Donau. Slingerend besluiten we dat het misschien toch geen goed idee is en gaan toch maar terug naar het hostel.
Ik ben zo blij dat we dit bed achter ons kunnen laten, ik ben gebroken. Toch besluiten we te gaan lopen naar het station, wat een bikkels zijn we. Het gaat een stuk soepeler dan de heenweg.
Nadat we de kaartjes hebben gekocht naar Budapest moeten we nog anderhalf uur wachten. We gaan zitten bij een restaurantje boven het station en observeren het leven van de zwervers/alcoholisten die op het busplein rondhangen, zeer educatief.
Deze treinreis duurt echt lang, vooral met het saaie Slowaakse uitzicht. Op het moment dat we de grens met Hongarije over gaan is het gelijk een stuk boeiender. Weilanden maken plaats voor bossen, bergen en de Donau. Op de bergen zie je af en toe een kasteeltje verschijnen, super gaaf!
Op het station van Budapest gaat het even een beetje verkeerd. We hebben geen idee hoe we bij het volgende hostel, Backpack Guesthouse moesten komen, of hoeveel Florinten we moeten pinnen en wat deze waard zijn in Euro's. Niet echt goed voorbereid... Door de verwarring gaan we ook nog eens lopen kibbelen. We besluiten dat we wel wat verkoeling kunnen gebruiken en gaan een restaurant, Baross Terem, binnen. Dit is gigantisch en leeg, behalve vijf man aan personeel is er niemand. We drinken een biertje en Gijs wil gebruik maken van het toilet. Een ober loopt met hem mee naar een deur helemaal achter in de ruimte. Gijs daalt een trap af en verdwijnt uit het zicht. Ik krijg er een ongemakkelijk gevoel van. De ober komt terug lopen naar mijn tafel. "You'll never see him again" zegt hij grinnikend, dat breekt wel even het ijs.
We bestudeerde de kaart die we bij een enorm chagrijnige en totaal niet behulpzame medewerker van het toeristen info punt hadden gekregen. Echt ongelooflijk, die man was niet te genieten. Nadat we bij het restaurantje waren geweest konden we gelukkig weer aardig tegen elkaar doen en besloten maar gewoon een taxi te nemen. De straat van het hostel is gewoon niet terug te vinden op de kaart.
We hebben al snel een aantal taxi chauffeurs gevonden en we vragen hen waar ons hostel ligt. Na een discussie in het Hongaars, blijkt het aan de overkant van de Donau in het Buda gedeelte van de stad. Onze kaart is gewoon te klein, de straat die we zochten valt er net buiten.
Omdat we geen idee hebben hoeveel Florinten waard zijn, hebben we geen idee wat we moeten betalen voor het ritje. Ik heb het gevoel vet belazerd te worden (dit blijkt achteraf helemaal niet zo te zijn). Het is een rit van ongeveer een half uur, maar we staat regelmatig stil door het verkeer.
Budapest is fantastisch mooi, ik heb de hele rit met mijn mond open gezeten. Toch weer heel anders dan de vorige plaatsen die we bezocht hebben.
Het hostel Backpack Guesthouse (tegenwoordig heet het Shantee House!) ligt in een gewone woonwijk, met een soort hippie Feng Shui kiezelstenen voortuin. We halen onze tassen uit de auto en gaan naar binnen. De man die ons komt begroeten is te typisch voor woorden, halflang haar, batik shirt aan, korte broek en sandalen, deze man komt rechtstreeks uit een stonerfilm.
De man gaat op zoek naar onze reservering in de computer, maar is wel erg lang bezig. "There's a problem" zegt hij opeens, en ik schrik me rot, dat meen je niet..."We have room for fifty people, but tonight we have ninety" verteld hij. Ondertussen zie ik achter hem, in de keuken, iemand op een houten bankje slapen. Onze slaapplekken in de dorm zijn weg gegeven. Even ben ik verontwaardigd, maar gelukkig geeft hij aan dat hij een tweepersoonskamer voor ons heeft, die eigenlijk beter is dan de dorm. Waarom begint hij daar niet gewoon mee? Ik zat al een beetje op te hikken tegen het slapen in de dorm, maar de prijzen van dit hostel liggen redelijk hoog, maar we kennen het van BNN op reis of één van die programma's en het lijkt ons een toffe plek.
We worden naar onze kamer gebracht, deze ligt aan de tuin heel relaxt. Het is een prima kamer, gewoon een bed (dat ook nog een beetje zacht is) en een kast. Geen badkamer, deze ligt verderop in de hal. De achtertuin is heel gaaf, met hangmatjes, een grote tent om in te slapen en je kunt er zelfs je eigen tentje op zetten. De volgende ochtend konden we goed zien hoe druk het eigenlijk was, overal lagen mensen de slapen, ook de tuin lag vol.
Natuurlijk besluiten we heel eigenwijs lopend op zoek te gaan naar eten. Ik dacht dat ik vanuit de taxi restaurantjes in de buurt had gezien, maar dit denk ik wel vaker. Uiteindelijk lopen we terug naar het centrum, aan de andere kant van de Donau en eten bij een schattig mediterraans tentje.
Eigenlijk willen we terug naar het hostel, maar wanneer we de grote witte brug naar de overkant oversteken zien we een waterval in de Gellértberg, met een bruggetje dat er voorlangs loopt. Daar wil ik wel even kijken. Halverwege blijkt dat we nog verder omhoog kunnen klimmen en ik ben wel benieuwd naar het uitzicht, dus na het bruggetje, waar gasten staan te zuipen dus zo tof was het niet, lopen we verder omhoog.
We komen bij een halve cirkel van zuilen, met in het midden een groot beeld van een man die een kruis in zijn hand heeft dat hij uitsteekt naar de stad. Op dit punt heb je al een mooi uitzicht over de stad.
Hoe donkerder het wordt , hoe mooier de stad. De verlichting laat de gebouwen goud kleuren, echt gaaf! We lopen nog verder omhoog. Op een gegeven moment komen we een stel jongens tegen die als bezetenen aan het graven zijn. Even verderop gaan we zitten en kijken even wat ze aan het doen zijn. Het is bizar, ongestoord gaan ze verder en kijken voor niemand op.
Een laatste lange trap op klauteren en we komen uit bij het Citadel, een soort fort boven op de berg. Er zijn veel toeristen met camera's met gigantische lenzen. Er is een parade van mensen in traditioneel Turkse kleding, die met veel muziek en dans voorbij geschoven komen. Het uitzicht is heel mooi, het is inmiddels helemaal donker.
We lopen rond bij het citadel en komen uit bij een soort plein. Hier staat een gigantisch beeld van een vrouw met een veer die ze hoog boven haar hoofd in de lucht houdt. Het is een soort vrijheidsbeeld en is best tof om te zien.
Nadat we alles wel zo een beetje gezien hebben besluiten we terug te lopen naar het hostel, dit was natuurlijk weer even zoeken, maar inmiddels ben ik dit wel van ons gewend. Het bed blijkt toch niet zo zacht te zijn als ik die middag dacht, maar het is altijd beter dan het betonnen bed uit Bratislava.
Niet geweldig geslapen, maar beter dan in Bratislava. Overal in de tuin van het hostel liggen mensen te slapen en midden in de nacht waren er ook mensen onze kamer in komen lopen (er is geen slot op de deur...). We besluiten om weer te gaan lopen naar het centrum, soms begrijp ik ons echt niet.
We verdwalen op de één of andere manier en komen uit op een industrieterrein. Het is bloedheet, maar gelukkig zien we op een gegeven moment de Donau en volgen deze naar Pest.
Aan de overkant van de brug lopen we tegen een groot, gekleurd marktgebouw aan en gaan naar binnen. Overal zijn kraampjes, op de beneden verdieping is dit vooral eten, maar de boven verdieping staat vol toeristentroep.
We struinen langs de Donau en komen langs het schoenenmonument. Op deze plek zijn tientallen Joden door de Nazi's de Donau in geschoten. Het is een bizar idee.
Achter ons ligt het parlementsgebouw, dit is echt bizar mooi! Het kan zo als decor dienen in een fantasie film. Het staat vol met beelden en er is een mysterieus zwart torentje te vinden tussen al het stralende wit.
Via een mooie gouden brug kun je op één van de eilanden in de Donau komen, Margit Sziget. Het is een soort stadspark waar mensen heen komen om te ontspannen. Kinderen spelen in de fontein, stelletjes zijn aan het picknicken en er crossen mensen in rare wagentjes rond.
We gaan op een terrasje zitten, maar worden maar niet geholpen. Iedereen om ons heen krijgt een kaart en er staat constant bediening om hen te helpen, maar wij worden buitengesloten. Gijs gaat maar naar binnen om het te halen, wat een raar gedoe weer. Snel drinken we het biertje op en gaan weg.
Op het eiland liggen een aantal ruïnes tussen al het groen. Ik heb best honger gekregen en we gaan nog maar eens proberen of we ergens geholpen worden. Bij een hoge toren gaan we zitten, maar opnieuw is de bediening gewoon kut. Ze staan er met zijn drieën, maar het enige dat we krijgen is een biertje en een paar boze blikken. Ik weet niet wat we hier verkeerd doen, maar dit is wel het begin van onze vloek... Gijs en ik kunnen niet normaal op een terrasje zitten, we krijgen één drankje en daarna zien we niemand meer. Vaak moeten we zelfs op zoek naar iemand om te mogen betalen... Hinderlijk.
Het eiland is veel groter dan het lijkt vanaf de brug. Wanneer we terug naar het vaste land willen komen we nog een hele hoop thermische baden tegen, waar Budapest bekend om staat. Eenmaal terug in Pest is het eindelijk tijd om te eten. We gaan naar de Eatalian (haha leuk grapje) en het eten is er super goed!
Aan de oever van de Donau gaan we zitten op een mini terrasje, dat uit drie tafeltjes bestaat. Opeens wordt het helemaal donker achter Gijs. Ik zeg hem dat hij even achter zich moet kijken, het lijkt net alsof er een hoosbui aankomt. Net wanneer hij zijn hoofd omdraait worden we gezandstraald. Het is een zandstorm! Het is bizar. Een minuut lang worden we door de korrels geraakt, maar ineens gaat het toch over in keiharde regen en onweer. We helpen de ober om zijn terras snel naar binnen te halen en wachten in de hoop dat het zo voorbij is.
Dit duurt te lang en na een half uur besluiten we maar gewoon te lopen. Binnen een paar seconden zijn we helemaal doorweekt en komen een buurtcafé tegen. Hier maken we een tussenstop, het zit vol met lokale bewoners. Een ouwe vent komt een praatje maken en verteld ons over hoe smerig Hongaars bier is. Gijs vraagt hem of er ergens een restaurantje is waar we typisch Hongaars kunnen eten. Nou dat weet hij wel en we pakken de kaart erbij. Hij vergist zich een keer of honderd en voor we het weten staat onze hele kaart vol krabbels en weten we nog niet waar het restaurantje is.
Ik heb het Gijs heel moeilijk gemaakt om ons terug te brengen naar het hostel, maar uiteindelijk is het ons gelukt. Wel doorweekt, dat wel.
Dit was de laatste nacht in Backpack Guesthouse. Gelukkig blijven we nog wel even in Budapest, maar we hebben de volgende nachten in een ander hostel geboekt, dat een stuk goedkoper is.
Ongelooflijk maar waar, we besluiten weer te gaan lopen met onze rugtassen. Lavender Circus ligt aan de andere kant van de Donau, wat best een stuk lopen is. Toch kost het deze keer helemaal geen moeite.
We vinden het hostel gewoon in één keer! Ik ben trots op ons. Wanneer we aanbellen wordt er niet open gedaan en ik begin me zorgen te maken. We proberen het nog een paar keer, maar willen eigenlijk weg gaan en later terug komen. Plots gaat de deur open.
We komen in een lange hal terecht, met aan de rechterkant een binnentuintje. Aan het einde ligt een lange trap. We moeten drie hoog (ik haat trappen). Op de tweede verdieping worden we begroet door Andrea, een kleine Italiaanse man en één van de managers van het hostel.
Lavender Circus heeft een hele goede sfeer, we worden er gelijk blij van. De muurschilderingen, de duizenden briefjes met bedankjes en de eettafel en stoelen die aan de muur zijn gemaakt, fantastisch. Bij de receptie hangt het vol met buitenlands geld.
Bij onze kamer hangt een oude jute PTT postzak. We hebben een verhoogd bed, zodat er ook een ruimte is om te zitten. Ik wordt echt blij van dit hostel. We krijgen een korte rondleiding van Andrea. Tegenover onze kamer is een badkamer, waar zelfs een bad in zit. Ook hier zijn weer schilderingen te vinden, al zijn deze nog niet helemaal af. Bij het toilet hebben ze er voor gezorgd dat je geen inkijk hebt, door een aquarium in het raam te bouwen. Als je op het toilet gaat zitten, hoor je de muziek die ook in de gemeenschappelijke ruimte gedraaid wordt, echt heel leuk bedacht!
Andrea pakte een kaart en liet ons rustig allerlei plekken zien. Niet zoals bij andere hostels, snel een aantal krullen en achteraf weet je niet meer wat er gezegd is, nee, hier zitten we een half uur terwijl hij alles vertelt over de stad en de bezienswaardigheden.
De rest van de dag hebben we het rustig aan gedaan. Struinen door de straten vol toeristenwinkeltjes en we hebben wat souvenirs ingeslagen. Wanneer we een drankje doen op een terrasje komt er een (eng) vrouwtje naar ons toe. Ze vraagt geld, maar we hebben niet veel meer in onze portemonnee dus we weigeren. Ze loopt zo krom dat ze bijna een hoek van 45 graden vormt en waggelt op haar klompvoeten weg. Ze kijkt nog één keer om en ik krijg er gewoon kippenvel van, ze geeft ons duidelijk het boze oog, bah.
Die avond gaan we eten bij Castro Bistro, een vegetarisch restaurantje dat door Andrea is aangeraden. De uiensoep hier is echt geniaal! Na het eten gaan we eindelijk bij de kerts kijken. In de oude Joodse Ghetto, dat door de tweede wereldoorlog vrijwel leeg is komen te staan, kun je een hoop van deze pop up cafétjes vinden. De meeste zitten in de lege tuinen (kert is tuin in het Hongaars).
Vandaag gaan we naar het paleis, aan de Buda kant van Budapest. Vanaf de heuvel heb je weer een mooi uitzicht over de stad. Het paleis zelf vind ik niet heel erg boeiend om eerlijk te zijn. Er staat wel een gaaf beeld op een binnenplaats van een jachttafereeltje, maar verder ben ik er snel door heen gerend.
Onderweg naar het Vissersbastion, even verderop, besluiten we bij een restaurantje te gaan zitten. De ober reageert heel vreemd als ik alleen een bijgerecht kies, hij vraagt wel drie keer of ik nog iets wil. Nee eikel anders bestel ik dat toch... Wat een snobs werken hier zeg bah! Als we het geld in het boekje voor de rekening hebben gestopt, besluiten we keihard weg te rennen, alsof we niet betaalt hebben. Ik hoop dat ze er in getrapt zijn! Wat een lolbroeken zijn we toch...
We komen bij de Matthiaskerk, met een prachtig gekleurd dak. Voor de kerk komen we een kunstenaar tegen, die komische spotprentjes aan het tekenen is waar je bij staat. Enorm enthousiast laat hij ons al zijn werken zien en lacht zichzelf rot om zijn eigen grappen. We slaan er een paar in voor het thuisfront.
Het vissersbastion is net een zandkasteel, heel gaaf. Een deel is afgezet en dient als restaurant. Daar moet je betalen om de torentjes op te mogen, maar verderop mag je wel gewoon gratis naar binnen. Een beetje nutteloos dus.
Aan de andere kant van de heuvel gaan we naar beneden. Hier ligt de hospitaal grot, waar ik wel een kijkje wil nemen. Echter is de eerstvolgende toer pas over anderhalf uur en is het ook best prijzig. We gaan hier nog wel even over nadenken. We lopen een willekeurige kant op en komen een andere grot tegen, de labyrint grot. Hier gaan we wel naar binnen.
We lopen een eind en komen bij een kassa, dit is een stuk betaalbaarder dan de hospitaal grot. In de grot is een soort gallerij met een hoop stenen zuilen die uit de Turkse periode stammen. Het is leuk om te zien, maar het zijn er wel heel erg veel. Gijs heeft ondertussen al iets nieuws bedacht. Me om elke hoek laten schrikken, niet grappig.
Aan het einde van de grotten komen we in een soort cel terecht. Er staat dat Vlad de Spietser (Dracula) hier gevangen heeft gezeten. Later heb ik dit uitgezocht en hij heeft hier volgens de verhalen inderdaad in de 15e eeuw, als gevangene van koning Matthias opgesloten gezeten. Ik ben benieuwd hoeveel kakkerlakken hij hier gespietst heeft. Wel leuk om daar zo tegen aan te lopen.
De grot is 1000 meter lang en wordt al duizenden jaren gebruikt. Er zijn werktuigen gevonden van de homo erectus, één van onze voorouders. Tijdens oorlogen werd het een schuilkelder en in betere tijden een opslagruimte.
Die ochtend heeft Andrea ons uitgenodigd om in Lavender Circus te gaan eten. Hij zou een typisch Hongaars gerecht maken. Die middag gingen we dan ook vroeg terug om hem te helpen koken. Er zouden nog wat andere gasten uit het hostel blijven eten. Ik heb volgens mij wel een miljoen aardappels geschild.
Andrea gaat paprika krumplí maken. Hij maakt een vlees versie en een vegetarische versie. Langzaam komen de andere gasten binnen druppelen. Een stelletje uit Finland, drie schoolmeisjes uit Frankrijk en twee setjes vervelende, arrogante kwabbels uit Australië. Die sluiten zichzelf helemaal buiten en praten alleen maar over zichzelf.
Er wordt een fles Palinka tevoorschijn getoverd, die Andrea inkoopt op een boerderij. Voor iedereen wordt een glaasje ingeschonken zodat we kunnen proosten, maarrrrr de super sociale Australiërs hebben hun glaasje al weg getikt. Bijzonder....
Het eten is heerlijk en het is hartstikke gezellig. De Franse meisjes praten wel erg veel, maar het is wel interessant om over hun kostschool en rijke ouders te horen. Hoe verschillend van ons leven... Na het eten kletsen we nog met Andrea en een vriend van hem die langs is gekomen en een tijd in Nederland heeft gewoon. Het was de bedoeling om nog weg te gaan, maar hier komt niets meer van terecht, het is veel te gezellig.
Onze laatste volle dag in Budapest, helaas. We hebben alles al gezien wat we wilden zien en struinen maar een beetje rond. Bij de supermarkt halen we een biertje en gaan relaxen aan de oever van de Donau, heerlijk!
We eten een ontzettend smerige aardappel prut bij een restaurantje, het zit vol zure mayonaise en rauwe ui. Ik wordt er gewoon naar van en heb er de rest van de dag last van gehad.
Later die avond redden we het eindelijk eens tot de kerts. We gaan als eerst naar Szimpla, de meest bekende. En ik begrijp wel waarom, het is echt een toffe tent. De tuin is gezellig en zit vol mensen, één van de zitjes is een open gezaagde auto. In de lucht zit David de Kabouter op een schommel en op de muur wordt een clip afgespeeld.
De volgende kert is wat minder, het is rustig en ik krijg bier met een citroen er in. Dit klinkt lekker verfrissend, maar het is zo smerig dat de vieze aardappelprut weer naar boven komt. Op weg naar huis kots ik een portiek onder (sorry) en ik heb niet eens zo veel gedronken. Toch was het een leuke laatste avond. Ik hou van Budapest en wil hier graag nog eens terug komen.
Het is tijd om te vertrekken. We pakken onze tassen en checken uit, maar laten onze tassen nog wel achter bij de receptie. We gaan naar het station om kaartjes te kopen, dan kunnen we die middag rustig aan doen.
Het is erg druk bij de balie voor internationale ritten en we moeten een uur wachten voor we aan de beurt zijn. Ik irriteer me kapot aan een arrogante Belg, die maar aan het zeuren en drammen is en continu vraagt of hij even voor mag. Uhm nee dude... wachten is ook niet onze hobby...
Uiteindelijk lopen we weg met een boekwerk aan tickets voor €240. De duurste aankoop tot nu toe. Volgende keer bestellen we mooi weer van te voren, dit slaat nergens op. We hoeven pas om vijf uur de trein te hebben.
We gaan nog even het centrum in, doen wat boodschappen, eten een hapje en kopen een t-shirt als souvenir bij Tisza, een hippe winkel uit het communistische tijdperk. We halen onze tassen op bij Lavender Circus en gaan terug naar het station.
Als eerst pakken we de trein naar München en stappen over op Wenen, waar we anderhalf uur moeten wachten. De volgende trein gaat naar Keulen, maar wij moeten weer overstappen op Frankfurt. Onderweg vallen we in slaap. Rond een uur of vier schrik ik wakker en zie dat we op Frankfurt station zijn. Hysterisch maak ik Gijs wakker en pak mijn tas. Gijs zegt dat we pas op Frankfurt vliegveld uit hoeven stappen. Sjongejonge.
Dan maar even onze benen strekken en koffie halen, blijkbaar hebben we hier een soort pauze. Pas om zes uur rijden we verder naar het vliegveld en moeten daar weer twee uur wachten. Het laatste stuk gaat ineens heel erg snel en voor ik het weet staan we op Amsterdam Centraal. We zitten in het zonnetje en wachten op de trein.
Eenmaal thuis in Stedenwijk gooien we onze tassen neer, nemen even snel een douche en gaan snel naar het ziekenhuis om mijn moeder te bezoeken.